Aaldert Pol, links en Harrie Veldhuis (CHC) rechts

Aaldert Pol vertelt:
Als je langer dan een halve eeuw in de polder hebt gewoond, nieuwsgierig en verzamelaar
bent, dan is er heel wat te vinden in de boekenkast. En als er inwoners zijn die bezig zijn met het
inzamelen van het poldererfgoed ligt nader contact voor de hand.


Mijn belangstelling voor de regionale geschiedenis werd intenser na het archeologisch onderzoek van J. W. H. Hogestijn op kavel P14 aan de rand van Schokland. Ook ‘buitenstaanders’ werden erbij betrokken. Op zijn verzoek mocht een veertigtal leerlingen van de C.S.G. (thans Emelwerda-college) begeleid door een paar docenten, komen helpen. Voor de leerlingen betekende de tweedaagse kennismaking met de prehistorie meer dan een weekje les uit het boek. Ik werd verrast door het blootleggen van een prehistorisch graf uit 2600 v.Chr. De bewoningsgeschiedenis van de polder begint niet in 1942 maar in een ver verleden.

Het bestuderen van de poldergeschiedenis zelf werd vergemakkelijkt door het bezit van het ‘Driemaandelijks bericht betreffende de Zuiderzeewerken’. Op mijn boekenplank omvatte de serie – vanaf de jaren twintig- zeker meer dan twee meter. Je kon er ongelooflijk veel in vinden over de opbouw van de polder: het graven van vaarten, aanleg van wegen, in cultuur brengen van de kavels, aantal arbeiders etc. Het is werkelijk een goudmijn. Die serie ging in zijn geheel naar het CHC. Dat gebeurde eveneens met ‘De Vriendenkring’, het verenigingsblad van de Vrienden van Schokland.

Het blad werd vooral bekend onder de naam ‘Rondom Schokland’. Onder leiding van Gerrit van der Heide was de vereniging opgericht in de jaren zestig. Doelstelling was het wekken van belangstelling voor de geschiedenis van Schokland. In de loop der jaren werd het terrein verbreed naar de poldergeschiedenis en verscheen het blad onder de naam ‘Rondom Schokland’. Het was ook een driemaandelijks verschijnend blad. Gedurende meer dan zestig jaar leverden tal van schrijvers een bijdrageserie aan het rijke verleden van de polder en omgeving.

Ik heb persoonlijk veel leuke herinneringen aan al die mensen die ook geïnteresseerd waren in de poldergeschiedenis. Contacten bijvoorbeeld met mensen die de bezetting door de Duitsers (1940-1945) persoonlijk hadden meegemaakt. Het sedert 1942 in cultuur te brengen land kreeg te maken met duizenden arbeiders die greppels moesten graven voor de afvoer van het water. Onder hen bevonden zich ook velen die op deze manier tewerkstelling in Duitsland konden voorkomen. In de nieuwsmedia kreeg de polder de bijnaam van ‘onderduikersparadijs’. De hoofdpersoon A. J. Knipmeijer was in 1971 overleden. Met zijn oudste zoon heb ik veel gesproken over zijn vader, die ook de leider van de wapendroppings was geweest.

In mijn collectie bevinden zich meer gegevens over de zogenoemde ’pilotenhulp’. Een van de geallieerde vliegroutes naar Duitsland liep over de in aanleg zijnde polder. Op de terugreis werden de vliegtuigen bestookt door de Duitse ‘Luftwaffe’. In de polder en omgeving crashten tal van vliegtuigen. ‘Pilotenhelpers’ wisten tal van bemanningsleden uit handen van de Duitsers te houden. In 1995 verscheen in de Schoklandreeks mijn boek over het Onderduikersparadijs



Over oud-Kraggenburg heb ik met Gerrit van Hezel veel nieuw materiaal boven water gehaald. Met hem kon later een uitvoerig gedocumenteerd boek over Kraggenburg geschreven worden. Het onderzoek in archieven was vaak een spannende bezigheid. Een voorbeeld: in het rijksarchief in Lelystad bevond zich een akte met overdracht van de mistbel van oud-Kraggenburg. De toenmalige directeur van het nog op te richten Zuiderzeemuseum S.J. Bouma zag in die mistbel een prachtig object voor zijn museum in Enkhuizen. Na veel heen en weer geschrijf is de bel weer terug op de lichtwachterswoning oud-Kraggenburg. Aanvankelijk wist ik bij benadering niet wat die bel precies voorstelde. De zoektocht werd een complete verrassing, want het bleek te gaan om een uitgebreide installatie bestaand uit een in Heiligerlee gegoten bronzen klok (1894), een ijzeren steel waarvan de hamer ontbrak, een ingenieus uurwerk met vele radertjes en een gewicht van een paar honderd kg. De bel stond op het dak, het uurwerk op zolder. Het gewicht kon via een aangebrachte koker naar beneden zakken tot in de kelder. Dat was een afstand van circa 9 meter. Kombrink, de in die tijd dienstdoende lichtwachter, hoefde ‘s nachts zijn bed niet meer uit om de bel te luiden. Die rust zal evenwel niet altijd 100% zijn geweest… Leuke bijzonderheid is nog geweest dat de ontbrekende hamer door Wim Derksen, de voorzitter van bovengenoemde vereniging, weer op deskundige wijze werd nagemaakt en aan de steel werd gelast. Bij de IJsselacademie verscheen in 2000 het boek “Kraggenburg en de vaarweg van Zwolle naar zee”, een coproductie van Gerrit van Hezel en mij.

Een voor mij belangrijk onderzoek betrof Schokland, het in 1859 verlaten eiland. Daarover was ook nog niet veel gepubliceerd. Het door de Schokkers verlaten eiland (1859) was onderdeel geworden van het nieuwgewonnen land dat vooral voor agrariërs was bestemd. Het eiland was een ondergeschoven kindje. Archeologen toonden aan dat er in de bodem nog veel geheimen waren die elders door bebouwing en industrialisatie waren verdwenen. En de kroon op het werk van archeologen, historici en belangstellenden werd de promotie tot werelderfgoed in 1995. Het eerste werelderfgoed van Nederland! Met Gerrit mocht ik bij uitgeverij Matrijs de uitgave verzorgen van het boek ‘Schokland. Leven met water’ (2008). Het voormalig Schokker kerkje uit 1834 werd heel belangrijk en ingericht als museum; een leuke verrassing in het Historisch Centrum in Zwolle was de vondst van het bestek van de bouw van het kerkje met ook de uitvoerige correspondentie over het wel of niet gaan bouwen van steen of van hout. Gekozen werd voor steen, al was er wel het nadeel dat er geheid moest worden. Dat was nog een behoorlijk karwei: lange houten palen moesten door de dikke veenlaag geheid worden om de funderende zandlaag te bereiken.
Tijdens de wording van de polder werd nogal eens geschreven over het brengen van een bezoek aan het Nieuwe Land met de toevoeging…het land zonder geschiedenis. Dat was in die tijd best te verklaren.

Maar anno 2023 kan dat niet meer: in de van oorsprong agrarische polder is op tal van terreinen veel meer te zien en te ontdekken dan alleen op het gebied van de landbouw. Zo heeft ook de natuur een inhaalslag gemaakt. Rondom Schokland is bijvoorbeeld een prachtig wandel- en fietsgebied aangelegd.
De mensen van het CHC Noordoostpolder zijn volop bezig met het verzamelen van materiaal voor het Cultuurhistorisch Centrum (CHC) dat sinds 2019 onderdak heeft verkregen in het cultuurbedrijf te Emmeloord. Een betere plaats voor het rijke erfgoed van de polder kan men zich niet wensen. Het
geeft veel voldoening dat mijn collectie daar onderdeel van mag zijn!

Thans kan men iedere donderdagmiddag van 2-4 uur reeds op bezoek komen en verkennen wat
reeds aanwezig is.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *