December 2022
Ans van der Kamp – van Langevelde
uit CSM Informatie 2 maart 1976
Dit pand is gebouwd in 1951, wel werden al vanaf 1946 werkzaamheden voor de CSM in de Noordoostpolder verricht.
Op Onder de Toren 2 hebben 3 beheerders gewoond:
Dhr. F.J. Terborgh, begon als bietenagent, regelde 1e campagne (1946/1947) o.l.v. suikerfabriek Vierverlaten, Hoogkerk
Dhr. J. Nieuwenhuijse, maakte sinds 1972 deel uit van de Hoofddirectie van de CSM in Amsterdam
Dhr. P. van Langevelde, van 1957 tot zijn pensionering in 1981.
De opvolger van mijn vader, C. Vink, heeft er niet gewoond, het kantoor was toen al in afgeslankte vorm verhuisd naar De Deel 21, in een gedeelte van het vroegere NAK-gebouw. Dhr. Vink kreeg ook een groter rayon: naast de NOP ook Noord-Veluwe en Oostelijk Flevoland.
Onder de Toren 2 was dus de woning van de beheerder. Onder de Toren 4 bestond uit 2 kantoorruimtes aan weerszijden van een kleine hal. Op Onder de Toren 6, boven het kantoor, woonde de administrateur.
Vanaf het begin was dhr. K. Buikema als administrateur werkzaam, hij is meeverhuisd naar
De Deel 21.
Ook was er altijd een telefoniste/typiste aanwezig. In de bietencampagne werkten er verschillende dames om alle gegevens te kunnen verwerken.
Een ander pand van de CSM was het Tarreerlokaal aan de Zuiderkade. Aan de Zuiderkade was een loswal met weegbrug en kiepsteiger. In het Tarreerlokaal was tijdens de bietencampagne een chemicus werkzaam die zich bezighield met het bepalen van het suikergehalte en de tarra van de bieten. Er werkte in de campagne ook los personeel, vaak Urkers. Mijn man weet nog dat ze met de bus kwamen en op hun klompen door de Koggestraat klosten. Dit tarreerlokaal was in gebruik tot de bietencampagne 1966/1967.
CSM Informatie 2 maart 1976 vermeldt op pag. 9: “De bietenmonsters gingen met ingang van bietencampagne 1967 naar de Suikerfabriek Vierverlaten in Hoogkerk, een zo grote besparing dat binnen enkele jaren alle CSM-streeklaboratoria werden gesloten”.
Het pand, na de CSM-periode aan de oostkant uitgebreid, wordt momenteel (2022) getransformeerd tot appartementen.
Mijn vader moest voor de bietencampagne ook op zoek naar nettenaanpikkers en monsternemers voor de loswallen waar de boeren hun bieten naar het schip brachten. Dit waren soms gepensioneerden. Ook zocht hij personeel op Urk of in Lemmer.
De CSM verschafte dus de nodige werkgelegenheid in de Noordoostpolder.
Zo kan ik me herinneren dat er vroeger een zestal bietenagenten werkzaam was voor de CSM. Dit waren nevenfuncties. Een van de agenten was bijv. ook vlascommissionair, een ander was zelf boer. Zij onderhielden de contacten met de boeren. Elke donderdagmorgen was mijn vader ook te vinden op de beurs in ’t Voorhuys voor de relatie met de telers.
Bietencampagne
Voor het vervoer van de suikerbieten naar de fabrieken werd gebruikgemaakt van de loswallen die in de beginperiode van de polder waren aangelegd voor de aanvoer van zand en grind voor de bouw van de boerderijen.
Eerst brachten de boeren hun bieten met trekkers en 1 of 2 wagens erachter zelf naar een van de 21 loswallen. Hier werden de bieten eerst gewogen en bemonsterd om het suikergehalte en de tarra te bepalen,waarna de door deboeren op netten aangeleverde bieten in schepen werden overgeslagen.
Na 1970 werden de bieten van het erf opgehaald door vrachtwagens (uit De Noordoostpolder van 9-2-1981).
CSM Informatie van 2 maart 1976 vermeldt op pag. 9: “We hebben tot en met 1972 het merendeel van onze bieten ontvangen op een groot aantal loswallen”. En in hetzelfde nummer, zelfde pagina: “Met ingang van1974 ging het gehele gebied over op hardeweglevering”.
In verband met deze ontwikkelingen in het bietentransport maak ik graag gebruik van wat mijn vader, dhr. P. van Langevelde, hierover in CSM Informatie van 24 oktober 1978 op pag. 9 geschreven heeft:
In de zestiger jaren werd het door het wegvervoer gebruikte materiaal steeds zwaarder en de binnenscheepvaart werd steeds verder teruggedrongen. Toch bleef aanvankelijk het oog van de suikerindustrie bij haar plannen voor de toekomst nog in de eerste plaats gericht op scheepsaanvoer.
Een sprekend voorbeeld hiervan is de Noordoostpolder. Bij de kolonisatie van dit gebied werd voor de afvoer van de bieten gekozen voor een model-opzet die voorzag in een 20-tal scheepslaadplaatsen, zo gesitueerd dat de gemiddelde afstand naar de bedrijven slechts enkele kilometers bedroeg.
Deze toen moderne aanpak is niet alleen maar achterhaald door de sterker wordende positie van het wegvervoer. Hier hebben ook andere factoren een rol gespeeld, die aanpassingen over en weer noodzakelijk maakten en die ten gunste van het wegvervoer uitvielen.
Wij noemen er enkele: De mechanisatie van de bietenoogst leidde tenslotte tot een noodzakelijke ontkoppeling van rooien en afleveren.
Ook voor de industrie werd het personeelsprobleem steeds nijpender, wat onder meer een sterke beperking van het aantal laadplaatsen noodzakelijk maakte. Het wegvervoer bood hiertoe meer mogelijkheden. De invoering van de Rüpro, die om grote eenheden vroeg en het gebruik van een waterkanon, een goedkope wijze van lossing aan de fabriek, hebben mede het pleit ten gunste van wegvervoer beslist.
CSM is thans zover dat in 1977 niet minder dan 87% van de bieten per as werd aangevoerd, 11% per schip en 2% per spoor. Deze cijfers spreken pas als wij weten, dat dit in 1967 nog als volgt lag: as-aanvoer 61%, schip 34% en spoor 5%.
Uitleg Rüpro
In 1966 werd bij de suikerfabriek in Puttershoek een Rüpro (=Rüben Proben Stecher) geplaatst. Hiermede werden de voertuigen bemonsterd door een stekerbuis met scherpe randen dwars door de lading tot de bodem te steken. In het monster werd de hoeveelheid aanhangende grond (tarra) en het suikergehalte bepaald. Op basis van de geleverde hoeveelheid suiker werd de boer uitbetaald. Hiermee was het handmatig monsteren verleden tijd.
Het Nieuwe Land van 9 februari 1981 vermeldt bij het afscheid van mijn vader:
“De laatste jaren heeft het inschepen van de bieten zich geconcentreerd in Schokkerhaven, de enige buitenhaven van de Noordoostpolder. In 1970 werd tot die concentratie besloten en al in 1973 was ze een feit”.
Vanaf wanneer volledig op hardeweglevering rechtstreeks aan de suikerfabrieken werd over- gegaan heb ik niet kunnen achterhalen.
Schokkerhaven was de voormalige werkhaven van de Dienst der Zuiderzeewerken ten tijde van de drooglegging van de Noordoostpolder.
Zie verder: flevolanderfgoed.nl Kiepsteiger
flevolanderfgoed.nl Loswallen en zwaaikommen.
filmpje YouTube Bieten campagne jaren 60 in de NOP
Beta en CSM
In de beginjaren van de NOP leverden de boeren hun bieten aan de Beta ( voluit Coöperatieve Suikerbietentelersvereniging “Beta” ) of aan de CSM. Het pand van de Beta stond aan Industrieweg 40, het woord Beta is nog vaag te zien in de gevel. De CSM is in 1919 voortgekomen uit de fusie van een groot aantal particuliere suikerfabrieken.
In 1970 volgde uiteindelijk een fusie van alle coöperatieve suikerfabrieken onder de nieuwe naam Suiker Unie. De CSM werd in 2007 overgenomen door de Suiker Unie.
In juli 2020 wijzigde de Suiker Unie haar naam naar Cosun Beet Company. De naam Suiker Unie werd gereserveerd voor het bedrijfsonderdeel dat verantwoordelijk is voor de suikerproductie.
Het van origine Nederlandse bedrijf Cosun Beet Company behoort tot de top vijf van Europese bietsuikerproducenten.
0 reacties